Het fundament voor de moderne Roemeense literatuur wordt in het laatste kwart van de negentiende eeuw gelegd door een herenkwartet: Mihai Eminescu legt de basis voor de poëzie, Ion Luca Caragiale voor het toneel, Ion Creangă voor het sprookje en Ioan Slavici voor de roman. Nu heeft Eminescu ook wel sprookjes geschreven, Caragiale verhalen, Creangă memoires en Slavici toneel – hun meesterschap hebben ze echter bewezen in de eerstgenoemde disciplines.
Ioan Slavici (1848-1925) werd geboren in Şiria, een Transsylvaans dorp in het district Arad, toen nog onderdeel van het Oostenrijkse keizerrijk, dat in 1867 overging in de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie. Het vorstendom was een lappendeken van volksgroepen; de familie Slavici leefde in Şiria niet alleen tussen Roemenen, Hongaren en Duitsers, maar had er eveneens Armeense, Joodse, Servische, Slowaakse en Tsjechische families als buren.
Met zijn literaire werk streefde Slavici een ethisch doel na. Aangezien het Roemeens niet op school kon worden geleerd, was de overdracht ervan een zaak van de familie – zo schijnt Slavici’s grootvader de meesterverteller van zijn geboortedorp te zijn geweest. Vandaar dat een opvoedkundige insteek nooit ontbreekt bij Slavici, maar zonder de autonome ontwikkeling van de vertelling te schaden, want anders zou het werk tot tendensliteratuur vervallen.
Dankzij de novelle De Geluksmolen en de roman Mara is Ioan Slavici erin geslaagd het Roemeens op de kaart van de Literatuur te zetten, geflankeerd door zijn eerder genoemde vakbroeders Eminescu, Caragiale en Creangă.
links |