Édouard Glissant werd op Martinique geboren in 1928, in Sainte-Marie. Een beurs stelde hem in staat het lyceum in Fort-de-France te bezoeken, waar hij de invloed onderging van de Afro-Caribische schrijver Aimé Césaire, een van de voormannen van de zwarte ontvoogdingsstrijd. Zijn literaire en zijn politieke bewustwording werden aangescherpt toen hij in 1946 naar Parijs trok om wijsbegeerte te studeren aan de Sorbonne en etnologie aan het Musée de l’Homme. Van 1982 tot 1988 verzorgde Glissant de nieuwsbrief van de Unesco. Daarna doceerde hij literatuur aan de New York University.
Vanaf Un champ d’îles (Een veld van eilanden), zijn debuut in 1953, probeert Glissant steeds duidelijker de specificiteit van het Antilliaanse volk te vatten in gedichten, romans en essays. Zo is Les Indes (De India’s) uit 1956 een lyrisch epos van zes weidse gezangen waarin de geschiedenis van Martinique wordt geschilderd. Het volgt Columbus bij zijn vertrek uit de havenstad Genua en behandelt vervolgens de uitroeiing van de indianen door de kolonisten en de herbevolking van het eiland door de aanvoer van negerslaven. Toch predikt Glissant geen wraak; opmerkelijk in zijn denken is dat de kolonisators en de gekoloniseerden uiteindelijk opgaan in een broederlijke eenheid.
Als Martinikaan is Glissant zich terdege bewust van de merkwaardige tegenstellingen die het eiland kenmerken: staatkundig maakt het deel uit van Frankrijk, maar geografisch behoort het tot de Antillen; de officiële taal is het Frans, maar de volkstaal is het creools; geboren op de ene oever van de Atlantische Oceaan is Glissant een afstammeling van Afrikanen die werden weggeroofd van de andere oever. De identiteit, de cultuur en de geschiedenis van de Antilliaan zijn voor Glissant fundamenteel getekend door meertaligheid en rassenvermenging; in heel zijn oeuvre streeft hij naar de quasi-utopische vereniging van het Afrikaanse en het Europese erfgoed.
Édouard Glissant overleed op 3 februari 2011 in Parijs.
links |