Cristian Popescu werd op 1 juni 1959 geboren te Boekarest. Naar eigen zeggen begon hij op de prille leeftijd van zeven met het schrijven van gedichten. ‘Hij kerfde ze gewoonlijk met een pennenmesje op de wc-deur bij hem thuis,’ getuigt hij in de derde persoon over zichzelf. ‘Alleen een naïef gebrek aan ontvankelijkheid kan verklaren dat zijn ouders de deur twee keer per week overschilderden.’
Op zijn vijfentwintigste ruilde Popescu het pennenmesje in voor een kroontjespen en bekwaamde zich verder in de befaamde literaire kring ‘Universitas’. Nog vóór hij in 1990 zijn diploma in de Roemeense taal- en letterkunde aan de universiteit van Boekarest behaalde, had hij naam gemaakt met twee bundels: De familie Popescu (1987) en Woord vooraf (1988). Een jaar na de publicatie van zijn derde bundel, De Popescukunst, overleed hij op 21 februari 1995 aan een hartaanval; de avond voordien had hij De schreeuw voltooid.
Popescu schreef voornamelijk prozagedichten, die neigen naar de groteske, waarin zijn eigen familiegeschiedenis centraal staat. Hij creëerde een soort surrealistische, autobiografische mythes, veelal opgetekend in een lapidaire stijl, waarin hij de zelfspot bepaald niet schuwt. Zijn poëzie is voor alles een peilen van het bestaan – zíjn bestaan, waarin de dood alom aanwezig is. Zijn grondbeginsel luidde: ‘Het leven is geen droom, maar moet het worden.’ Cristian Popescu verwezenlijkte die droom in het gedicht, telkens weer.
links |